KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

COLUMNS

Over belevenissen en inzichten

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


Taalwetenswaardigheidjes

Iemand is "tweetalig" als hij in staat is om zich, in heel verschillende situaties, vloeiend van ofwel de ene taal, als wel de andere taal te bedienen. Tweetaligheid, of in het algemeen meertaligheid, heeft voor de persoon welke de kunst verstaat om zich van twee (of meerdere) talen te bedienen, evident grote voordelen. Maar het gebruik maken van meerdere talen op een dergelijk hoog niveau, is toch een betrekkelijke zeldzaamheid. Neem bijvoorbeeld het gebied in Nederland waarin bijna 50% van de inwoners twee heel verschillende talen spreekt. Namelijk in de provincie Friesland. Kan men wel stellen dat dat deel van de Friese bevolking tweetalig is? Nee, beslist niet! Want het feit dat zoveel mensen in Friesland wel degelijk zowel Fries als Nederlands spreekt, betekent nog niet dat zij zich ook schriftelijk even gemakkelijk van beide talen kunnen bedienen. In feite zal het percentage mensen in Friesland dat dit wel kan, weleens niet boven de één procent blijken uit te kunnen komen. Dat komt omdat de schriftelijke taalbeheersing van de Friese taal in Friesland bijzonder laag is. Bovendien: het feit dat verreweg de meeste Friezen geen grote moeite hebben om Nederlandstaligen te verstaan, of om zich in een gesprek (zo goed en zo kwaad het gaat) van het Nederlands te bedienen, betekent nog niet dat zij zich mondeling vloeiend in die taal kunnen uitdrukken. Iedere Friestalige Fries weet dat het voor het vloeiend gebruiken van de Nederlandse taal niet zozeer alleen aankomt op het beheersen van een groot aantal woorden in de Nederlandse taal, maar ook het beheersen van het taaleigen idioom. En niet alleen dat, ook de grondhouding (of instelling) waarmee men zich uitdrukt, is in twee verschillende talen soms heel verschillend. In de Nederlands taal zal men zich, bijvoorbeeld, veel meer gladjes en vlot dienen uit te drukken dan in de Friese taal. In de Nederlandse taal gebruikt men tijdens gesprekken bij voorkeur ook betrekkelijk veel woorden. Terwijl het in de Friese taal juist "not done" is om met betrekkelijk veel woorden iets aan een ander duidelijk te maken. De grondhouding bij het gebruik van de Friese taal is, in tegenstelling tot bij de Nederlands taal, ook opzettelijk stoer. En dus niet vlot, zoals bij het gebruik van de Nederlandse taal. "Doe maar gewoon, dan doet u gek genoeg", is voor Friestaligen een zo diepgeworteld principe, dat zij grote moeite hebben dit principe los te laten bij het gebruik van de Nederlandse taal. Voor veel Friestalige Friezen is de psychologische "barrière" die zij moeten nemen om Nederlands te gaan spreken, vaak nog groot. Dit komt met name sterk naar voren als zij dit moeten doen in aanwezigheid van andere Friessprekende mensen. Nu is het niet zo dat die psychologische "barrière" alleen typerend is voor Friessprekende mensen. Mensen die een heel andere taal spreken en die plotseling over moeten schakelen naar een andere taal die zij vrij goed beheersen, zullen die psychologische "barrière" ook ervaren als zij die andere taal spreken in aanwezigheid van mensen die, net als zij, gewend zijn om zich correct in die eerste taal uit te drukken. Mensen in Nederland die op school geleerd hebben om ook Frans te spreken, zullen dat in beperkte mate in hun contacten met Franstalige mensen ook wel trachten te doen. Maar als er andere Nederlandstalige mensen bij aanwezig zijn, die ook het Frans op school hebben geleerd, zal het vanwege die psychologische "barrière" niet meevallen om zich tegenover die andere Nederlanders ook van de Franse taal te bedienen.

In de Limburgse dialecten spreekt men de letter "g" erg zacht uit. Dat klinkt lieflijk. En het is misschien vooral daarom dat heel veel mensen in andere gebieden van Nederland de Limburgse dialecten zo fijn vinden om te horen. Het feit dat het gebruik van de zachte "g" in de Limburgse dialecten is terechtgekomen, is best bijzonder. Dit omdat bij de mensen in de omliggende landen van onze provincie Limburg, juist een veel meer harde letter "g" hoorbaar is. De Duitsers spreken de letter "g" vrij hard uit. En bij de Fransen is de uitspraak van de letter "g" ook behoorlijk hard. De Nederlanders maken eveneens gebruik van een harde "g". Maar deze is wel veel zachter dan de Engelse letter "g". Maakt men vanaf de Nederlandse westkust de oversteek naar Engeland, dan merkt men dat de Nederlanse letter "g" beduidend veel zachter is dan de Engelse letter "g". Als men vanuit Engeland vervolgens weer de oversteek naar Nederland maakt en men komt in het Friese taalgebied terecht, dan treft men daar een uitgesproken harde letter "g" aan. Deze letter wordt daar zelfs nog harder uitgesproken dan in Frankrijk. In het randstedelijk gebied van Nederland is de uitspraak van de letter "g" dus betrekkelijk zacht. Het lijkt zelfs wel dat men daar grote moeite heeft om een hardere "g" uit te spreken, dan men gewoon is te doen. Want in dat gebied van Nederland maakt men bijvoorbeeld van het Engelse woord "goal" een woord wat heel erg lijkt op het woord "kool". Heel veel andere mensen in Nederland snappen dan ook niet wat randstedelingen met dat woord bedoelen, zolang zij niet duidelijk in de gaten hebben dat men het over het voetbalspel heeft. Het feit dat men daar de gewoonte heeft om dit soort woorden niet met een harde Engelse "g" uit te spreken, kan overigens ook een kakineuze achtergrond hebben. Dat wil dan zeggen dat men het wel kan uitspreken, maar dat men dat niet doet om snobistische redenen. Hoewel......? De Friessprekende Friezen kunnen bepaalde letters in het Nederlands vrijwel niet, dan na heel veel oefenen, goed uitspreken. In het Fries gebruikt men de letter "z" en de letter "v" normaal gesproken niet. Als een Friessprekende Fries dan ook deze letters in een andere taal dan de moedertaal wil gaan uitspreken, gebruikt hij daar gewoonlijk de "s", respectievelijk de "f" voor. Hieruit zou men kunnen concluderen dat ook de randstedelingen in Nederland werkelijk niet op een juiste manier het woord "goal" kunnen uitspreken. Alhoewel dezelfde randstedelingen in woorden als "vinger", en "Koningin" daar ineens wel toe staat zijn, terwijl in dat soort woorden ook duidelijk de harde "g" is te horen. Een Fries die gewend is Fries te spreken, gaat bij de poging correct Nederlands te willen spreken, bij de beide hiervoor genoemde woorden soms helemaal in de fout. Want als deze bij het gebruik van de Nederlandse taal de harde "g" wil gaan vervangen door de zachtere "g" van het Nederlands, zal hij soms ook de harde "g" in de woorden "vinger" en "Koningin" gaan vervangen door een zachtere "g". En dat klinkt dan echt bijzonder vreemd. Hoe moeilijk het is om bepaalde letters, of combinaties van enkele letters, in een vreemde taal goed uit te spreken ziet men ook duidelijk aan de "th" in de Engelse taal. Hoe krijgen die Engelsen die lettercombinatie toch op een juiste manier uitgesproken, denken heel veel anderstaligen, die de Engelse taal goed machtig proberen te worden.

Bij het aanleren van een andere taal is een van de grote problemen dat men dan vooral ook moet aanleren waar men de klemtoon in de verschillende zinnen van de spreektaal plaatst. Nederlanders die slechts op school de Franse taal hebben aangeleerd, zijn voor Fransen vaak bijzonder moeilijk te verstaan. Namelijk doordat zij de klemtoon niet goed in de zin plaatsen, bij het uitspreken van die betreffende zin. In het Frans is het goed plaatsen van de klemtoon in de uitgesproken zin bijzonder essentieel. Ook al spreekt men alle woorden goed uit, maar gebruikt men de klemtoon op de verkeerde plaats in de zin, dan zal een Fransman je nog moeilijk kunnen verstaan. In het Nederlands lijkt de plaats van de klemtoon in de zin minder van belang te zijn dan in het Frans. Toch is dat soms beslist wel van groot belang. Als men in een supermarkt ergens bij de kassa's geschreven ziet staan: "Hier alleen pinnen", kan men daar van gaan schrikken, als men slechts met een goed gevulde portemonnee die winkel is binnengegaan. Maar als men die zin nogmaals leest en dan de klemtoon in die zin op het eerste woord plaatst, zal men gaan beseffen dat er alleen bij die ene kassa gepind zal moeten gaan worden. Bij namen luistert het plaatsen van de klemtoon ook nauw. De achternaam "Agricola", moet bijvoorbeeld uitgesproken worden met de klemtoon op de tweede lettergreep. Mensen die niet bekend zijn met die naam, maar wel met de frisdrank "cola", hebben de neiging de klemtoon juist op de derde lettergreep van die naam te plaatsen. Met plaatsnamen doet het verschijnsel, dat men de klemtoon op de verkeerde lettergreep plaatst, zich soms ook voor. Bij de plaatsnaam Leeuwarden moet de klemtoon op de eerste lettergreep liggen, omdat met het eerste deel van deze naam een bijzonderheid wordt aangeduid over de rest van de naam. Merkwaardigerwijs doet het verschijnsel, dat men de klemtoon op de plaatsnaam Leeuwarden verkeerd gebruikt, zich voornamelijk voor in de meer zuidelijke gebieden van Nederland. Blijkbaar herkent men daar niet als vanzelf wat de taalkundige achtergrond is van die naam. Dat het plaatsen van de klemtoon niet alleen in een naam, of in een los woord, van belang is, maar ook in een volledige zin, is met een voorbeeld uit de Franse taal goed duidelijk te maken. Het volgende korte zinnetje is namelijk heel verschillend van betekenis, al naar gelang het plaatsen van de klemtoon in die zin. Het gaat om de zin: "je parle bien le Français". Als men in deze zin de klemtoon op Français plaatst, wil dat immers zeggen dat de spreker wèl Frans spreekt. Maar als men in tegenstelling daartoe de klemtoon op bien plaatst, wil dat zeggen dat de spreker goed Frans spreekt.

In een taal kunnen zich overigens, zelfs binnen vrij korte tijd, ook een flink aantal nieuwvormingen van woorden voordoen. Die nieuwvormingen kunnen mooi zijn, maar ook heel lelijk. Zelfs zo lelijk dat men zou willen dat ze nooit goed ingeburgerd zullen gaan raken. Toch is een dergelijke esthetische beleving van een nieuwgevormde taalconstructie lang niet altijd een rem op het opnemen van die constructie in de taal die men gebruikt. Momenteel hoort men bijvoorbeeld heel veel jonge mensen de woorden "zusje" en "broertje" gebruiken als men doelt op hun jongere zus, respectievelijk hun jongere broer. Dat is voor de wat oudere mensen in hetzelfde taalgebied erg verwarrend, omdat zij bij die woorden duidelijk een kleinere zus, dan wel een kleinere broer voor ogen hebben. Eigenlijk is dit in hun beleving een ongewenste nieuwvorming in de taal, welke zij veel liever zullen zien "gaan", dan "komen". In de Friese taal is de laatste tijd ook een dergelijke vervelende nieuwvorming binnengeslopen. Die rare nieuwvorming in de Friese taal heeft zich de laatste tijd voorgedaan bij het woord "moarns". Dit woord betekent in die taal: 's morgens. De rare nieuwvorming is dat dit woord in het Fries (althans in bepaalde gedeelten van het Friese taalgebied, wordt uitgesproken als 's moarns). Vertaald naar het Nederlands zegt men dan 's 's morgens. In het Nederlands hoort men momenteel (in het jaar 2020) op een minder gepaste wijze de woordgroep 'een soort van' gebruiken. Bijvoorbeeld in het volgende zinsverband: "het werd nog een soort van spannend". Waar die wijze van spreken ineens vandaan komt, is niet duidelijk. Mogelijk heeft dat te maken met de wijze waarop men zich op chatsites pleegt uit te drukken. In plaats van de uitdrukking: 'het werd nog een soort van spannend', zou men in feite het gebruik van de uitdrukking "het werd nog min of meer spannend" verwachten. Bij mensen die op deze wijze spreken krijgt men het vermoeden dat zij zich zo weinig mogelijk wensen in te spannen om de Nederlandse taal op een correcte wijze te gebruiken. Dit omdat het anders niet stoer genoeg overkomt.

Het feit dat men binnen een taal scherpe regels aanhoudt voor het gebruik van die taal en dat men niet zomaar wat kan zeggen, om geen misverstanden te krijgen, blijkt bijvoorbeeld sterk uit de woorden: "schuin" en "scheef" in het Nederlands. Deze woorden zijn beslist niet voor elkaar inwisselbaar. Men zegt bijvoorbeeld: "die paal daar verderop, staat duidelijk scheef" en men zegt: "de weg loopt daar schuin naar beneden toe". Uit dit voorbeeld kan men afleiden dat het woord "scheef" wordt gebruikt voor iets wat afwijkt van het verticale vlak en het woord "schuin" voor iets wat afwijkt van het horizontale vlak. Het schuin aflopende vlak noemt men zowel letterlijk, als figuurlijk, ook wel: "het hellende vlak". In dat laatste geval gebruikt men dat, als men zich met een bepaalde uitspraak, c.q. handeling, in de nesten werkt.

Bepaalde woorden, die in het verleden eens vanuit een andere taal nieuw in een bepaalde taal zijn binnengedrongen, worden in die taal soms ook heel verkeerd gebruikt. Dat lijkt er dan duidelijk op te wijzen dat men dat woord vanaf het begin verkeerd heeft begrepen. In het Fries gaat het dan om het woord "bil". Dit woord betekent in het Fries: "dij", terwijl het in het Nederlands duidelijk om een van de beide delen van de bips (het achterwerk) gaat. Die verkeerde interpretatie van het Nederlandse woord "bil" in het Fries, heeft blijkbaar al heel lang geleden plaatsgevonden, want ook in de kop van Noord-Holland, waar men het z.g. West-Friese dialect spreekt, bestaat diezelfde misvatting over het woord "bil" ook nog steeds. Als men daar zegt: "die meid heeft mooie billen" en men wil eens bekijken waar die verwondering op is gestoeld, moet men in het West Friese gebied van Noord-Holland dus niet wachten tot die jonge vrouw voorbij gelopen is. Dit is dus een duidelijke misvatting van de betekenis van een uit het Nederlands in de Friese taal (en in het West-Friese dialect) binnengekomen woord. Ook in het Nederlands heeft zich een dergelijke misvatting voorgedaan met betrekking tot het uit het Vlaams binnengekomen woord: "poepen". Zie daarvoor de pagina op deze site met de naam taalverwarring. Het komt ook voor dat men meent dat een bepaalde taalcontructie duidelijk fout is. Dat doet zich bijvoorbeeld voor als Nederlanders door Vlamingen de volgende zegswijze horen gebruiken: 'Wij hopen er achter te komen door een soort van proberen'. Deze manier van spreken doet ons als Nederlanders duidelijk foutief aan. Maar voor Vlamingen is dit allicht een heel normale manier van spreken. Zij ervaren de Nederlandse manier van spreken om dit feit uit te drukken waarschijnlijk juist als duidelijk foutief. Nederlanders zullen in de aangegeven situatie waarschijnlijk zeggen dat zij er achter willen zien te komen door maar gewoon een aantal mogelijke oplossingen te gaan uitproberen. Of ze gaan in deze situatie uit gemak maar gewoon over naar het gebruik van de Engelse taal. Dit omdat zij dan minder naar woorden hoeven te zoeken om dit gegeven uit te gaan drukken. Bijvoorbeeld door middel van de Engelse taalconstructie: we try to find it by 'trial and error'. Vertaald uit het Engels betekent dit: 'wij proberen het met vallen en opstaan op te gaan lossen'. Vlamingen zullen in dit soort situaties het gebruik van de Engelse taal als dikdoenerij ervaren. Terwijl het voor Nederlanders vaak gewoon makkelijker is om in deze situaties naar de Engelse taal te grijpen. Nederlanders zijn immers veel meer gewend aan het spreken in de Engels taal dan dat met Vlamingen het geval is. Vlamingen melden soms aan de Nederlanders dat zij, in hun communicatie met hen, hun frequente gebruik van Engelse woorden als 'ambetant' ervaren. Dit terwijl Nederlanders het op hun beurt maar vreemd vinden dat De Vlamingen voor de beschrijving van deze ervaring een dergelijk vreemd woord gebruiken. Zij beschimpen hen dan soms door te zeggen dat, als zij dan toch naar de Franse taal willen grijpen, ook het echte Franse woord voor deze gevoelservaring zouden moeten gebruiken. Namelijk: embêtant.

Als men op school een vreemde taal heeft aangeleerd en men meent zich daarmee goed in het buitenland te kunnen redden, dan kan men overigens nog wel geconfronteerd worden met situaties, die te maken hebben met het feit dat men toch de finesses van de vreemde taal nog niet goed begrijpt. In Engeland drinkt men in plaats van koffie graag een kopje thee in een restaurant en men serveert daar dan meestal enkele simpele gebakjes bij, die men in Engeland "cakes" noemt. Als men dat ene kopje thee heeft opgedronken, zal de bediende vanzelfsprekend aan u vragen of u nóg een kopje thee wilt hebben. Als u daar bevestigend op antwoord, zal deze u ook vragen of u nog meer cakes wilt hebben. Als u daar dan geen trek meer in heeft en u antwoord: "Thank you sir", zult u erg verbaasd zijn wanneer die bediende u even later toch weer opnieuw cakes bij de thee serveert. En als u daar zo gezellig zit en u zich verwondert over die opvallende theedrink-traditie in Engeland en de bediende u opnieuw vraagt of u nog een kopje thee wilt gaan drinken, zult u na een bevestigend antwoord van u, weer opnieuw de vraag krijgen of u er ook enkele cakes bij wilt hebben. Als u dan opnieuw: "Thank you sir" tegen die bediende zegt, zal hij even later, zonder een spier te vertrekken, u opnieuw enkele cakes bij de thee serveren, terwijl ditzelfde tafereel zich niet voordoet bij de andere gasten in het restaurant. Als u de bediende daar op aanspreekt, zal deze u misschien duidelijk maken wat u had moeten zeggen als u geen cakes meer wilde hebben. U had dan het volgende moeten zeggen: "No, thank you sir".

Het is wel bekend dat humor vrijwel niet van de ene naar de andere taal kan worden vertaald. Als men dat wel probeert te doen, zal meestal blijken dat de grap niet goed overkomt. Een Friese cabaretier die zijn werkgebied wilde vergroten en die toen met zijn vertaalde grappen in het Nederlandse taalgebied meende te kunnen scoren, werd slechts met hoongelach begroet. Ditzelfde verschijnsel doet zich ook voor bij het vertalen van gezegdes. Toen in Friesland de details van een moord bekend waren gemaakt en het duidelijk was wie de moordenaar was, hoorde de Nederlandstalige verslaggever over de moordenaar zeggen dat hij vreemde knopen aan zijn jas had zitten. Die vertaalde Friese gezegswijze werd door die verslaggever toen niet begrepen. Later kwam hij er achter dat een Fries met deze uitdrukking bedoelt dat de betreffende persoon normaal is in zijn doen en laten, maar dat deze ook vreemde trekjes in zijn gedrag heeft.

Het taalbegrip bij kinderen in de leeftijd waarop ze op de lagere school zitten, is vaak nog niet zo goed ontwikkeld. Als men het met hen over de overtreffende trap heeft en men vraagt hen wat beter is dan "goed", zegt men bijna altijd "best". Terwijl dat "beter" moet zijn. En als men hen dan vervolgens vraagt wat beter is dan beter komen zij meestal niet op het idee dat dit juist wel "best" moet zijn. Het taalgevoel van kinderen lijkt, in tegenstelling tot wat hiervoor is beweerd, soms ook ineens bijzonder groot te zijn. Een kind dat zo jong was dat het zich nog slechts met losse woorden en korte frases van een zin wist uit te drukken, zei plotseling eens het volgende tegen zijn vader: "Toen jij nog een kindje was, was ik vader". De betreffende vader verwonderde zich zozeer over deze uitspraak van het nog zo jonge kind, dat deze nog lang daarna in grote verwondering zat te denken hoe zijn kleine uk toch ooit tot een dergelijke merkwaardige uitspraak had kunnen komen. Want het was niet alleen de eerste volledige zin die het kind ten gehore had gebracht, maar meteen ook eentje die hem behoorlijk aan het denken zette. Na het lezen van een boek over de veertiende dalai lama, had hij zich ooit verwonderd over het feit dat er in Tibet zoveel uitspraken door kinderen worden gedaan die het geloof in reïncarnatie ondersteunen, terwijl dat in onze cultuur niet het geval lijkt te zijn. En hij dacht nu: "is dit dan juist wel een uitspraak die het geloof in reïncarnatie ondersteunt?" Maar dacht hij: "het zou ook wel eens zo kunnen zijn dat kinderen de gedachten van andere mensen goed kunnen aanvoelen (telepathie) en dat dat de achtergrond van deze uitspraak zou kunnen zijn". Die gedachte leek hem bij nader inzien veel meer plausibel dan die andere gedachte, die ons wereldbeeld wel wat al te ver op zijn kop zet. Maar toch: "gaat die veronderstelde telepathie dan zover dat kinderen tot dit soort uitspraken kunnen komen?" Men zou bijna denken van wel. Want uit wetenschappelijk onderzoek van de taalkundige Gisi Cannizzaro (aan de Rijksuniversiteitvan Groningen) zou zijn gebleken, dat als jonge kinderen dit soort zinnen uitspreken, dat niet betekent dat die kinderen die zinnen ook hebben begrepen. Met andere woorden: die kinderen zouden dan slechts als un passe-plat hebben gediend voor hetgeen zij in gedachten zouden hebben opgepikt.

Bij het leren van een vreemde taal is het ook nodig te weten wat het geslacht is van de zelfstandige naamwoorden, die men tot zich moet nemen. Dat is zeer moeilijk, omdat men van ieder afzonderlijk zelfstandig naamwoord zal moeten weten wat het geslacht ervan is. En kijk eens in een woordenboek naar het grote aantal zelfstandige naamwoorden dat er in staat vermeld. Het is op zich al een hele klus om van al die verschillende zelfstandige naamwoorden de betekenis te weten, laat staan het geslacht van al die woorden. En dan zit men ook nog eens met het probleem dat in het normale spraakgebruik een woord soms duidelijk met een ander geslacht wordt gebruikt dan voor dat woord zou moeten worden gebruikt. Dat kan tot misverstanden leiden. Het woord "koe" wordt officeel als een vrouwelijk woord beschouwd, terwijl veehouders dit in het normale taalgebruik juist vaak als een mannelijk woord beschouwen. Als een veehouder zegt: "die koe van mij is vanmorgen in de wei gelaten, maar hij is daarna meteen weer naar zijn stal teruggelopen", bedoelt die veehouder wel degelijk zijn koe en niet zijn stier". Bij het woord "baby" wordt het geslacht van het woord meestal wel goed gebruikt. Men zegt immers: "de baby zal binnenkort wel gauw geboren worden, hij kondigt zich al aan". Soms vragen mensen dan of er een echoscopie van de baby is gemaakt. "Want", vragen zij dan, "hoe weet men anders dat het om een jongetje gaat?" Die vraag vloeit dan voort uit het feit dat men heeft gezegd "hij kondigt zich al aan". Maar die gedachtengang is dan volkomen verkeerd, omdat met het woord "hij" in dit geval de baby wordt aangeduid. En dit dus niets te maken heeft met voorkennis over het geslacht van het ongeboren kind.

Als er een kind geboren is, zal het nog best lang duren eer dat kind de moedertaal, heeft overgenomen. Maar hoe krijgt een kind het toch voorelkaar om dan daarna, toch nog in betrekkelijk korte tijd, de moedertaal aan te leren? Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag, maar in ieder geval lijkt wel duidelijk te zijn dat een baby dit onder andere doet door de zinnen die hij hoort, in de loop van de tijd van achteren naar voren te gaan opbouwen. Bij de zin "kom maar bij mama", zal het kind allereerst het woord mama oppikken. En pas een tijd later: "bij mama". En zo verder! Bij het aanleren van een vreemde taal op school, zou men aan dit principe veel meer aandacht moeten gaan schenken. Want als men dat doet, zal ongetwijfeld blijken dat men die vreemde taal gemakkelijker en op een meer natuurlijke wijze aanleert. Als men als buitenlander een tijdlang in het buitenland verblijft, zonder de taal van die betreffende buitenlanders goed genoeg te beheersen, zal men merken dat men op deze wijze vrij gauw die taal zal kunnen aanleren. Bijvoorbeeld de zin "cherchez les vaches" (haal de koeien op) zal men betrekkelijk snel kunnen verstaan. Als men eerst "vaches", dan "les" en dan "cherchez" leert verstaan. Bemerk wel dat de klemtoon in dit zinnetje op "vaches" komt te liggen. Voor het verstaan van dit zinnetje, is dat van groot belang in de Franse taal. Verstaat men dit korte zinnetje eenmaal goed, dan kunnen de woorden van dat zinnetje ook goed van pas komen bij het aanleren van andere zinnetjes waarin enkele van deze woorden vóórkomen. Bovendien voelt men dan als vanzelf aan waar in dit soort zinnetjes de klemtoon moet liggen. Niet alleen de eerste zinnen worden door kleine kinderen van achteraan opgebouwd, maar ook de eerste woorden. Van het woord "opa" maken die kleintjes dan na volhardende pogingen het woord "pao". Ze beginnen in dat geval dus bij de laatste lettergreep van het "opa". Bij de allereerste woorden die zulke kleine kinderen aanleren, gebeurt dat zonder twijfel ook. Namelijk bij de woorden "mama" en "papa"! Maar bij die woorden valt dat niet op, omdat de tweede lettergreep van die woorden exact gelijk is aan de eerste lettergreep van die woorden. Mogelijk dat kleine kinderen mede om die reden in staat zijn om allereerst die beide woorden goed te kunnen uitspreken.

Als men in contact komt met Friezen en dan interesse toont voor hun taal en voor de verbanden tussen de Friese taal en de Engelse taal, zeggen zij soms er trots op te zijn dat hun taal aan de basis heeft gestaan van de Engelse taal. Ze hebben blijkbaar redenen om te denken dat het Fries de grondtaal van het Engels is geweest. In hoeverre zij die theorie met bewijzen kunnen staven, valt te betwijfelen. Maar de logica achter die theorie is in ieder geval wel van hoog niveau. Want het feit dat deze beide talen sterk aan elkaar verwant zijn, is na bestudering van de verbanden tussen beide talen, onmiskenbaar. En bovendien: als de oude volkeren in het verre verleden zich werkelijk vanuit Afrika, via het Midden-Oosten over Europa hebben verspreid (zoals wetenschappelijk algemeen wordt aangenomen) valt er veel voor te zeggen dat die volken, waaruit Het Friese volk is voortgekomen, zich eerst langs de kusten van de Lage Landen hebben gesetteld, om pas in een later stadium de oversteek naar Engeland te maken. Het is bekend dat het leefgebied van het Friese volk zich bevond in een lange strook langs de kust van de Lage Landen. Bovendien is bekend dat het Friese volk al heel vroeg in de geschiedenis als een zeevarend volk bekend stond. En als men zich de situatie voorsteld van volken die vanuit Afrika via het Midden-Oosten opzoek waren naar nieuw leefgebied, dan is het niet meer dan logisch dat zij bij die tocht de loop van de grote Europese rivieren volgden. Daarbij moet men wel bedenken, dat de Noordzee, zoals die nu bestaat, in het verre verleden een tijdlang vrijwel droog heeft gestaan. Dat gebeurde 34.300 jaar geleden en opnieuw 21.870 jaar geleden. Op de continenten waren toen enorme gebieden met landijs ontstaan. Onze mensensoort was toen al lang en breed tot ontwikkeling gekomen, net als overigens in ieder geval twee andere mensensoorten. De gedachte dat de Friese taal aan de basis van de Engelse taal heeft gestaan, is om die reden dan ook een zeer voor de hand liggende en dus plausibele gedachte. Daar hebben die Friezen wel een punt. Als men de taal van de Friezen vergelijkt met de taal van de Engelsen, kan men in ieder geval moeilijk aan de gedachte ontkomen dat één en dezelfde taal, in het verre verleden, aan de basis heeft gestaan van die beide genoemde talen. En dat zou dan best eens het Fries kunnen zijn. Een opvallende taalconstructie die men in het Fries tegenkomt, is dat men in bepaalde situaties met het woord "ien" verwijst naar een eerder gebruikt zelfstandig naamwoord in een zin. Als van twee mensen die de Nederlandse taal spreken, de ene bijvoorbeeld zegt: "dat is maar een klein boompje", zal de andere bijvoorbeeld kunnen zeggen: "ja, dat is werkelijk een kleine". Als men deze beide korte zinnetjes naar het Fries zou gaan vertalen, moet er in het tweede zinnetje en na het woord "kleine" met het woord "ien" worden verwezen naar het zelfstandig naamwoord in het eerste zinnetje. Het woord "ien" staat in het Nederlands voor het rangtelwoord "een". Dit is een taalconstructie die in het Fries zo essentieel is, dat sommige Friezen jarenlang nadat zij het Nederlands hebben aangeleerd, hiermee nog bij voortduring in de fout gaan. Het merkwaardige is nu dat het Engels deze taalconstructie ook kent. Als de ene Engelsman bijvoorbeeld zegt: "he has got a yellow car", zal een andere bijvoorbeeld kunnen zeggen: "no, he has got an orange one". Dat gebruik van het woordje "one" in het tweede zinnetje is ook in het Engels essentieel. Het gegeven dat in die beide talen deze taalcontructie zo essentieel is, wijst er in ieder geval op dat die beide talen met enige mate van waarschijnlijkheid aan elkaar verwant zijn. Een aanwijzing daarvoor ligt ook in het woord voor schaap in beide talen. Het Friese woord voor schaap is: "skiep" en het Engelse woord daarvoor is "sheep". "Nou ja", zult u nu misschien zeggen: "die beide woorden lijken inderdaad wel wat op elkaar, maar de overtuiging die daar in zou moeten liggen, is voor het aantonen van een verwantschap tussen de beide talen, niet zo groot". Daar hebt u dan volkomen gelijk aan, maar er is in beide talen wel iets anders wat apart is in het gebruik van die beide woorden. Zoals vrijwel ieder zelfstandig naamwoord in deze beide talen, is het enkelvoud ervan duidelijk verschillend aan het meervoud ervan. Behalve dan in beide talen de aanduiding voor het schaap. Als men in het Fries de schapen telt, doet men dat aldus: ien skiep; twa skiep; trije skiep: fjouwer skiep. Terwijl men dat in het Engels aldus doet: one sheep; two sheep; three sheep; four sheep. Een aparte overeenkomst tussen beide talen, nietwaar? Een andere opvallende overeenkomst tussen de beide talen is, dat men de letter "r" in de woorden nauwelijks uitspreekt, voorzover die letter niet aan het begin van de woorden voorkomt. In het Friese woord voor "gras" (namelijk: "gers") hoort men de letter "r" nauwelijks. Dat is eveneens het geval in het Engelse woord voor "gras", (namelijk: "grass"). Dit doet zich ook voor bij het Friese woord voor "groen" (namelijk: "grien") en het Engelse woord daarvoor (namelijk: "green"). Wat bij deze net genoemde woorden (namelijk de Friese en de Engelse woorden voor "gras" en "groen" ook opvalt, is het feit dat men deze woorden in beide talen langgerekt moet uitspreken. Dat fenomeen doet zich in beide talen bij heel veel woorden voor. Het uitgerekt uitspreken van heel veel woorden in deze beide talen, geeft die talen een ietwat zeurderig imago. Om verwantschap tussen twee talen aan te kunnen tonen, moet men vooral ook kijken naar eventuele overeenkomsten tussen de woorden in beide talen die verwijzen naar begrippen die vanouds beslist wel in die beide talen moeten zijn voorgekomen. Een woord voor koe bijvoorbeeld. Het dier wat, net als nu, ook al heel vroeg in de geschiedenis van de mensen zo belangrijk was voor de voedselvoorziening van de mensen. In het Fries staat dit dier bekend als een "ko", terwijl het in het Engels bekend staat als een "cow". Let wel: de uitspraak van het Friese woord "ko" is weer langgerekt. Zelfs zodanig dat de uitspraak van dit Friese woord in feite op de letter "w" lijkt te eindigen. Zonder voor het overige lange tijd stil te staan bij al de vele woorden in het Fries en in het Engels die merkwaardige overeenkomsten blijken te vertonen, willen wij één woord nog wel even met name noemen. Dat is in beide talen het woord voor neusgaten. Het Friese woord hiervoor is tegenwoordig: "noastergatten" en in het verleden was dit: "noasters", terwijl het Engelse woord hiervoor: "nostrils" is. De schrijfwijze van al deze woorden is dus verschillend in de beide genoemde talen, maar de uitspraak komt wel sterk overeen. Er zijn echter ook woorden voor begrippen in beide talen die exact gelijk worden geschreven. Het woord voor het Nederlandse woord "droom" is in beide talen "dream", zo ook het woord voor het Nederlandse woord "oor", hetgeen in zowel het Fries als in het Engels "ear" is. Een stuk gereedschap wat zowel in de oude cultuur van de Friezen, als in die van de Engelsen, in primitieve zin een zeer belangrijke rol moet hebben gespeeld, is de hamer. In zowel de Friese taal als in de Engelse taal is dit "hammer". Deze volledig eenvormige schrijfwijze in het Fries en in het Engels, geldt onder andere ook voor de woorden: "sweet" (zoet), "swan" (zwaan) en "better" (beter). Het feit dat dit soort woorden precies gelijk geschreven wordt, betekent echter nog niet dat ze ook in de uitspraak dezelfde nauwgezette overeenkomst vertonen. Maar dat valt ook moeilijk te verwachten, na zovele jaren waarin deze beide talen uitelkaar zijn gedreven. Een ander opvallend feit in de vergelijking tussen deze twee talen zit in de betekenis van het Friese woord: "tebek" (wat "naar achteren" betekent) en de Engelse term: "to back" (wat eveneens "naar achteren" betekent). En dan is er ook nog de opvallende overeenkomst tussen het oude Friese woord "knotte", wat "knoop" (in een stuk touw) betekent en het Engelse woord "knot" wat eveneens "knoop" (in een stuk touw) betekent.

Wat betreft de achternamen van de mensen in de Friese en in de Engelse bevolkingsgroepen, ziet men niet die merkwaardige overeenkomsten welke men in de door hun gebruikte talen wel ziet. Maar dat is ook niet zo vreemd, want die achternamen zijn voor een groot gedeelte vrij recentelijk ontstaan, in de Napoleontische tijd. Het merkwaardige aan de Friese achternamen, in vergelijking met de achternamen van de mensen in de andere gebieden van Nederland, is het feit dat de Friese achternamen voor een belangrijk deel op de letter "a" eindigen. Dit feit ziet men overigens ook in de noordhoek van de provincie Groningen. Maar dat is ook niet zo vreemd, omdat dat landsgedeelte van Nederland vroeger onder andere ook tot het Friese gebiedsdeel behoorde. Maar hoe komt het nu dat zoveel Friezen er bij de toewijzing van de achternamen, in de Napoleontische tijd, ervoor hebben gekozen om hun achternaam op een "a" te laten eindigen. Dat komt ongetwijfeld ten eerste omdat de toen al bestaande tweede naam, voor een groot gedeelte toebehoorde aan de bestaande, adellijke Friese geslachten. Door te kiezen voor een achternaam die op een "a" eindigt, hebben verschillende Friezen zich ongetwijfeld willen optrekken aan die zo voorname adel in het Friese landsdeel van Nederland. Maar voor een ander heel belangrijk deel moet de oorzaak daarvoor ook gezocht worden in het gekozen systeem van registratie van achternamen. Namelijk het door de Franse ambtenaren onder dwang registreren van een zelfgekozen achternaam van de inwoners van Nederland. Die ambtenaren zullen allicht het Nederlands enigszins kunnen hebben verstaan en gesproken, want zij waren speciaal voor deze zo belangrijke taak aangewezen. Maar met het Fries zullen zij meer moeite hebben gehad. En er is dan ook weinig fantasie voor nodig om te bedenken dat die ambtenaren, toen zijn eenmaal hun opdracht in de Friese gebiedsdelen waren gaan uitvoeren, zo goed mogelijk probeerden te registreren wat zij meenden te verstaan in die voor hen zo malle Friese taal. Als zo'n Franse ambtenaar dan ook in zijn gebrekkige Nederlands aan de Friezen vroeg wat voor achternaam zij wilden hebben, zal het antwoord van vele Friezen in hun eigen taal iets zijn geweest van: "eh,....doch Ybe mar" (eh,....doe Ybe maar) Die bepaalde Fries koos heel vanzelfsprekend voor die naam om dat zijn vader "Ybe" heette. Maar omdat in de Friese taal de letter "r" vaak weinig nadruk krijgt, zal die Franse ambtenaar als antwoord op zijn vraag, ongetwijfeld hebben verstaan dat die betreffende Fries voor de naam "Ybema" had gekozen. En Pieter Jelles kreeg op overeenkomstige wijze dan de naam: "Jellesma". In het vervolg heette hij dan ook Pieter Jellesma". Terwijl een zekere Jelle Pieters in dezelfde situatie verder door het leven zou gaan met de naam: "Jelle Pietersma".