Voor jonge jongens is het op zeker moment in hun leven een heel aparte gewaarwording. Namelijk het feit dat zij zich op dat moment realiseren dat zij in staat blijken te zijn om een zeer bepaald lichaamsdeel, slechts met behulp van de gedachte, te kunnen oprichten. Het hydraulisch-effect wat ten grondslag ligt aan de kracht waarmee die oprichting gerealiseerd kan worden, is in de huidige maatschappij vooral aanschouwelijk bekend geraakt door de werking van graafmachines in de bouw. Bij dat soort graafmachines bevindt zich hydraulische olie (ook wel hydrauliek-olie) in de hydrauliek-slangen van de machine. Door de olie in die slangen met een zogenaamde slangenpers op te stuwen, kan de hefboom van de graafarm worden opgericht. Het oprichten van het lichaamsdeel, waarop hieraan voorafgaand wordt gedoeld, gebeurt natuurlijk niet met hydrauliek-olie, maar daarentegen met bloed. Het hydraulisch-effect bij dat lichaamsdeel wordt echter slechts gerealiseerd als het bloed niet vanuit dat lichaamsdeel door kan gaan stromen naar andere lichaamsdelen. De aderen van dat lichaamsdeel moeten daartoe kunnen worden afgesloten. En de spieren die voor het afsluiten van de aderen van dat lichaamsdeel dienen, moeten daartoe in tonus kunnen geraken (dat wil zeggen dat zij door te contraheren in aangespannen toestand moeten komen te verkeren).
Maar hoe weet men nu bijvoorbeeld als jonge jongen welke spieren men daarvoor precies moet gaan contraheren (samentrekken)? Dat weet men vanzelfsprekend beslist niet, maar de "computer" (het centrale zenuwstelsel) van het lichaam weet dat wel. Maar waardoor wordt het centrale zenuwstelsel (de hersenen en het ruggenmerg) van het lichaam daartoe dan getriggerd? Daar is maar één goed antwoord op mogelijk. Namelijk door de gedachten van de persoon waarbij dit aparte effect zich voordoet. Door te denken: "nu moet het gebeuren", lukt dat echter niet. Maar hoe dan wel? Dat lukt wel als de jongen uit ons voorbeeld zich daartoe een adequate voorstelling in gedachten maakt. De voorstelling van wat hij zou willen laten gebeuren; die visualisatie van de gebeurtenis, is de trigger tot het in stelling brengen van het bewuste orgaan.
Het vermogen om dit door middel van visualisatie (voorstellingskracht) te bewerkstelligen, is voor jonge jongens een bijzondere ontdekking. En natuurlijk: de ene jongen zal daar veel meer diepgaand bij stil staan dan de andere jongen. Maar het feit dat zij daar op deze wijze toe in staat zijn, is voor jonge jongens zeker een bijzondere belevenis. Een belevenis waarover zij zich niet gauw zullen gaan uitlaten. En die zij dus tegenover de meeste mensen geheim zullen gaan houden. Behalve dan in de stoere, opschepperige beweringen in de gesprekken van jongens onderling. Hoe bijzonder dat vermogen om dit met visualisatiekracht te bereiken ook is, lang niet iedere jongen, of man, zal er vervolgens diepgaand over na gaan zitten denken. Maar de jongen die dat juist wel doet, zal zich er toch op zijn minst over gaan verbazen dat dit visualisatievermogen bij heel veel verschillende menselijke handelingen van dienst is.
Raap bijvoorbeeld maar eens een klein voorwerp van de grond (bijvoorbeeld een kraal van een kapotte kralen-ketting). En denk er dan eens over na hoeveel verschillende spieren men voor die handeling moet aansturen. In feite moet voor die handeling een heel netwerk aan grove en fijne spieren worden ingeschakeld. Een netwerk wat door de hersenen en het ruggenmerg wordt bestuurd, maar wat door de gedachte aan die handeling wordt getriggerd. Door de gedachte aan die handeling; ofwel de visualisatie van die uit te voeren handeling, is men blijkbaar in staat die toch vrij complexe handeling tot een goed einde te gaan brengen.
Maar niet alle handelingen die men op zeker moment zou willen gaan uitvoeren, zullen even gemakkelijk blijken te slagen. Probeer maar eens als ongeoefende voetballer een bal van flinke afstand in het doel te gaan schieten. Grote kans dat dat mislukt. Daar moet men toch wel flink voor gaan oefenen. Een handeling die men veel gemakkelijker zou kunnen gaan uitvoeren, is het van enige afstand werpen van een propje papier in een prullenbak. Daar zullen de meeste mensen toch iets minder moeite mee blijken te hebben, dan met het schieten van een bal op het open doel. "Hoe komt dat dan?", zou u kunnen gaan vragen. Dat komt omdat de meeste mensen het werpen van zoiets als een propje papier in een prullenbak veel vaker hebben gedaan dan het schieten van een bal op een open doel. In het van enige afstand werpen van een klein voorwerp in een groter voorwerp is men dus vaak wel geoefend. Dat betekent dat het centrale zenuwstelsel weet wat voor spieren het voor die handeling moet gaan gebruiken. Als men die handeling al vrij vaak heeft geoefend, heeft men daarom een redelijk grote kans dat men er in slaagt om dit op perfecte wijze voor elkaar te krjgen.
"Waarom lukt het mij dan toch ook vaak niet, ook al heb ik dat vele malen eerder gedaan?", zult u zich mogelijk ook gaan afvragen. Dat komt dan allicht omdat u voor het uitvoeren van die handeling op het grotere voorwerp (waarin u het kleinere voorwerp in wilt gaan werpen) gaat richten. En bij het richten op een voorwerp zal men veel minder spieren gaan inschakelen, dan wanneer men zich voor datzelfde doel van tevoren een gedachtevoorstelling maakt (dus wanneer men van tevoren het uitvoeren van die handeling gaat visualiseren). Want door het visualisatieproces zal men in staat zijn om voor die handeling veel meer spieren in actie te brengen, dan wanneer men daartoe slechts gaat richten op het beoogde doel.
Bij het voetbalspel komt het eigenaardige verschijnsel voor dat vele voetbalspelers, ook al zijn zij nog zulke goede spelers, tijdens een wedstrijd niet vaak een doelpunt weten te scoren. Terwijl sommige andere voetballers daar juist wel een handje van hebben. Als men goed op let hoe die laatste categorie voetballers dat doen, ziet men bij die voetballers vaak dat zij voor het schieten op het doel even lijken te aarzelen. Over het algemeen neemt die categorie voetballers juist even meer tijd voor zij werkelijk op het doel gaat schieten, dan de categorie voetballers die juist niet als echte goalgetters bekend staat. "Maar zult u zeggen, als voetballers de kans hebben om een doelpunt te gaan scoren, hebben zij doorgaans niet zo veel tijd tot contemplatie over hoe zij de betreffende actie zullen gaan uitvoeren". Dat is beslist waar! Maar soms hebben zij daar juist wel even de tijd voor. En als zij dan op dat moment daar wel even de tijd voor nemen, is de kans groter dat zij raak schieten. Tijdens een voetbalwedstrijd hoeft een voetballer meestal ook niet bijzonder vaak te scoren om te winnen. Eén enkel doelpunt is heel vaak al voldoende om de ploeg, waarvoor hij zich inzet, te laten winnen.
De visualisatiekracht is overigens voor veel meer handelingen van betekenis dan alleen bij het schieten van een voetbal op de goal, of voor het werpen van een propje papier in de prullenbak. Alle lichamelijke handelingen zullen blijken te kunnen worden geperfectioneerd, als men voorafgaand aan het werkelijk uitvoeren van die handelingen, die handelingen gaat visualiseren. Zelfs bij zoiets banaals als het optillen van een zwaar voorwerp. Gewichtsheffers (bijvoorbeeld), die kennis hebben van het belang van de visualisatiekracht en die daar dan vervolgens bij het uitoefenen van hun sport ook werkelijk van gebruik gaan maken, zullen statistisch gezien duidelijk meer succes bijken te hebben, dan gewichtsheffers welke daar geen gebruik van maken. Het van tevoren visualiseren van de uit te voeren handeling, is vanzelfsprekend ook van nut bij allerlei andere handelingen die men voor zijn dagelijkse werk, of voor zijn andere beslommeringen dient uit te voeren.
Het benutten van de mogelijkheid om door middel van de visualisatiekracht tot betere prestaties te komen, beperkt zich trouwens niet slechts tot de bijzondere vermogens van de mensheid alleen. Ook dieren maken daar volop gebruik van. Bij dieren lijkt het benutten van die mogelijkheden zelfs een natuurlijk proces te zijn. Het lijkt er op dat dieren dat als vanzelf doen. Mogelijk heeft dat te maken met kennis die zij daartoe via overerving hebben opgedaan. Als katachtige dieren bijvoorbeeld de een of andere grote sprong willen gaan maken, ziet men die dieren vaak een tijdje van tevoren zitten inschatten hoe zij die sprong precies zullen gaan maken. Zelfs bij een sprong welke die dieren eigenlijk wel met gemak zouden moeten kunnen maken. Het merkwaardige daarbij is, dat zij die bezinning op een dergelijke sprong blijkbaar niet nodig hebben als zij bang zijn te worden aangevallen, of wanneer zij een prooi achterna zitten. Mogelijk heeft dat te maken met de verhoging van het gehalte aan één of meer concentratieverhogende hormonen (zoals cortisol), welke onder die omstandigheden in het bloed aanwezig zijn. Door die hormonen zou de voornoemde bezinning op een dergelijke sprong dan niet nodig zijn. Blijkbaar kunnen dieren (maar ook mensen), door die veranderde hormonenspiegel in hun bloed, zich beter op het te verwezenlijken doel gaan concentreren.
Bij de poging om van bepaalde kwalen te genezen, kan men óók van de visualisatie-methode gebruik gaan maken. Dat is vooral een reële mogelijkheid bij kwalen die duidelijk van psychosomatische aard zijn. Te denken valt dan aan klachten en pijn die door emoties en door stress worden getriggerd. Daarbij valt te denken aan bepaalde vormen van respectievelijk spierpijn; rugpijn; buikpijn; oververmoeidheid en hoofdpijn. En aan andere kwalen die niet een zuiver psychosomatisch karakter hebben, maar waarbij wel duidelijk psychosomatische elementen meespelen. Daarbij valt onder andere te denken aan het 'chronische vermoeidheidssyndroom'; aan het 'prikkelbare darmsyndroom'; aan migraine en aan fibromyalgie. De genezingsmethode waarbij men zichzelf van dit soort kwalen zou kunnen weten te genezen, is bij medici algemeen bekend onder de benaming: 'autosuggestie'. Autosuggestie kan bewust worden aangewend om verbetering te krijgen ten aanzien van het geestelijk of lichamelijk welbevinden. En wordt dan ook wel 'zelfhypnose' genoemd. Ook bij andere therapieën maakt men gebruik van het vermogen van de geest om invloed op de fysieke toestand uit te oefenen. Om meer te weten te komen over de mogelijkheden van suggestietherapieën, kan men op de voorgaande link gaan klikken.
Mensen waarbij door een arts op zeker moment een ernstige ziekte is vastgesteld en die vervolgens aan andere mensen dat vervelende feit kenbaar maken, worden tegenwoordig nogal eens overvallen met de opmerking dat ze wat hun ziekte betreft positief zouden moeten gaan denken. De patiënten met die ernstige ziekte ervaren een dergelijke opmerking over het algemeen als bijzonder confronterend. Met een dergelijke opmerking lijken die mensen immers te suggereren dat zij die ziekte zouden hebben opgelopen doordat zij een negatief gedachtepatroon zouden hebben. Maar dat is evident onjuist. Iedereen kan immers op zeker moment ineens met een ernstige ziekte worden geconfronteerd. En er lijkt geen enkel verband te bestaan tussen een eventueel negatief gedachtepatroon van iemand en het optreden bij die persoon van een ernstige ziekte. De reden dat mensen dat tegenwoordig vaak denken, is waarschijnlijk gebaseerd op de huidige aandacht voor de rol van zelfsuggestie bij het genezen van psychosomastische klachten. Bij ernstige ziekten is de invloed van de psyche op het verloop van de ziekte waarschijnlijk nihil. Dus is ook de mogelijkheid om via de weg van psychosomatische beïnvloeding van een dergelijke ernstige ziekte te genezen, nauwelijks serieus te nemen. De reden dat sommige mensen met die oplossing aankomen, lijkt dan ook vooral gebaseerd te zijn op een zeker pschologische onhandigheid van die mensen. Mensen die ernstig ziek zijn, worden door anderen, die duidelijk niet ziek zijn, wel eens wat meewarig aangekeken. Die andere mensen willen daarmee op trotse wijze laten blijken hoe gezond zij wel niet bezig zijn. Maar zij vergeten dan dat iedereen die ziek is, voorafgaand aan hun ziekte ook gezond is geweest. De ernstige ziekte waarvan bij deze mensen sprake is, is dan echter geen ziekte met een duidelijke psychosomatische achtergrond. En dus is die ernstige ziekte dan zeer waarschijnlijk ook niet door hypnose, of door de één of andere min of meer overeenkomstige suggestietherapie te genezen.
N.B. De visualisatietechniek wordt door psychologen wel 'de kunst van geleide verbeelding' genoemd.