KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

COLUMNS

Over belevenissen en inzichten

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


Beelddenken contra woorddenken

Niet alle kinderen doen het even goed op school. Dat wordt als dermate logisch ervaren, dat die situatie meestal wordt gelaten zoals die is. Dus zonder voldoende moeite te doen om toch nog verbetering in die situatie te bereiken. 'Niet alle kinderen zijn intelligent genoeg om op een voldoend niveau mee te kunnen komen op school', wordt dan algauw gedacht. Dus dan wordt het 'trekken aan een dood paard ', denkt men dan al gauw.

Toch kan men zich wel eens lelijk blijken te vergissen in die wijze van redeneren. Want een klein, maar belangrijk, deel van die kinderen zou wel op een voldoend hoog niveau kunnen meekomen, als men eenmaal zou gaan beseffen dat die kinderen 'niet in woorden denken', maar 'in plaats daarvan in beelden'. Daarom wordt het lesmateriaal door die categorie van kinderen zowel niet goed begrepen, als niet goed onthouden. Die opvallende problematiek doet zich voor bij ongeveer één op de twintig kinderen. Op een schooltje van 120 leerlingen gaat het bij benadering dus gemiddeld om 6 kinderen. Dat lijkt niet veel te zijn. Maar als men zich realieert dat het aantal basischoolleerlingen in Nederland in het jaar 2017 1,414281 miljoen bedroeg, dan ging het in dat jaar wel om zo'n 70.714 kinderen. Voorwaar geen verwaarloosbaar aantal! Die betreffende kinderen zijn dus 'beelddenkers' in plaats van 'woorddenkers'. Als de begeleiding van die betreffende kinderen niet op hun wijze van leren wordt aangepast, wat helaas nog te weinig gebeurt, zullen die kinderen qua intelligentieniveau voortdurend worden onderschat.

Nu zult u mogelijkerwijs opmerken dat het voor de betreffende leerkrachten ondoenlijk is uit te voeren om in een klas de echte beelddenkers van de woorddenkers te onderscheiden. Toch is dat niet waar! Tenminste als de kinderen eenmaal zover in het onderwijs zijn gevorderd dat ze goed in staat zijn om woorden te kunnen spellen. Het opvallende van beelddenkende kinderen is namelijk dat zij net zo goed achteruit als vooruit kunnen spellen. Dat wil zeggen dat zij woorden, die zij eenmaal kennen, net zo goed van rechts naar links kunnen spellen als van links naar rechts. Beelddenkers zullen dan bijvoorbeeld een woord als 'bloempot' betrekkelijk vlot van rechts naar links kunnen spellen, terwijl woorddenkers daar al gauw teveel moeite mee zullen blijken te hebben. Dus zelfs met een dergelijk eenvoudig woord. Laat staan wat het geval is bij woorden die als wat moeilijker worden ervaren. Bij een woord als 'logisch' zal dat feit zich bijvoorbeeld met nog meer overtuigingskracht kunnen aandoen. Als een beelddenkend kind dat woord eenmaal kent, zal dat kind er in het vervolg opvallend weinig moeite mee hebben om dat woord zowel foutloos op te schrijven als correct van achteren naar voren te spellen. Dit in grote tegenstelling tot een woorddenkend kind. Een beelddenkend kind leert duidelijk anders dan een woorddenkend kind. Een beelddenkend kind ziet namelijk plaatjes van woorden voor zich, in plaats van dat het een woord met losse letters opbouwt. Een dergelijk kind heeft dan ooit de betreffende plaatjes met die woorden in het geheugen opgeslagen. En als dat woord maar eenmaal foutloos op dat plaatje in het geheugen staat, zal dat kind dat woord voortaan ook foutloos weten te reproduceren. Is dat betreffende woord per abuis fout op dat geheugenplaatje terecht gekomen, dan moet de beelddenker echter wel de handvaten krijgen aangereikt om dat woord meteen uit het geheugen te kunnen gaan wissen. Nog voordat het tracht om het betreffende woord juist in het geheugen te doen opslaan.

Een andere, dan de hierboven genoemde manier om beelddenkers van woorddenkers te onderscheiden, is om te gaan kijken naar de richting waarheen de kinderen kijken als zij aan een betrekkelijk moeilijk woord denken. Beelddenkers zullen in een dergelijke situatie de neiging hebben om omhoog te kijken, in plaats van recht voor zich uit, zoals woorddenkers doorgaans doen. Bij kinderen die in een dergelijke situatie naar beneden kijken, is het niet direkt duidelijk tot welke categorie men hen moet rekenen. Zowel woorddenkers als beelddenkers ziet men dat wel doen. Wil men als ouder, of als leerkracht hulp bij de interpretatie van de kijkrichting van kinderen, dan kan men besluiten hiervoor advies in te gaan winnen bij een optoloog. Want een optoloog heeft er zijn beroep van gemaakt om het kijkgedrag van mensen te bestuderen.

Het is geen wet van Meden en Perzen dat kinderen met dyslexie beelddenkers zijn, maar onder beelddenkende kinderen zitten over het algemeen wel veel kinderen met dyslexie. Dus als men de beelddenkers wil gaan onderscheiden van de niet-beelddenkers, is het handig om in een klas met kinderen eerst een schifting te maken tussen de kinderen met dyslexie en de kinderen waarbij geen sprake is van dyslexie. Dat is een manier om beelddenkers in eerste instantie al grofweg te gaan onderscheiden van de woorddenkers.

Een beelddenkend kind is vaak erfelijk belast. Namelijk in die zin dat minstens één van de ouders ook een beelddenker is. De betreffende eigenschap lijkt dan ook autosomaal en dominant over te erven. Als de betreffende ouders worden geconfronteerd met het feit dat hun kindlief een beelddenker blijkt te zijn, zal dat bij één van hen vaak een feest van herkenning zijn. Het is niet erg om een beelddenker te zijn, want dit feit kan voor een kind ook heel goed van pas komen om de lesstof tot zich te nemen. Nog beter is het om zowel een beelddenker als een woorddenker te zijn. Want die combinatie van gaven zou er wel eens toe kunnen gaan leiden dat men tot de ontdekking komt dat de intiële handicap van het kind, voor zijn cognitieve ontwikkeling juist meerwaarde heeft. Al is dat eerst vaak verre van de beleving van de ouders van een dergelijk kind. Want een dergelijk kind blijkt reeds na enkele schooljaren een leerachterstand te hebben opgelopen.

Het leerprobleem bij beelddenkende kinderen uit zich overigens niet alleen op het gebied van de taal. Want ook het leren rekenen levert voor een beelddenkend kind zeer speciale problemen op. Met name in het Nederlandse taalgebied. Het lezen van de getallen levert onverwachte moeilijkheden op bij beelddenkende kinderen, want die getallen moeten vaak niet gewoon van links naar rechts worden gelezen, maar in grote tegenstelling daartoe van rechts naar links. Bij een getal als 31 moet bijvoorbeeld eerst het cijfer 1 worden gelezen en dan pas het cijfer 3. In het Nederlandse taalgebied is dat voor kinderen bij het aanleren van rekenkundige vaardigheden een complicerende factor. Beelddenkende kinderen hebben daar extra moeilijkheden mee, omdat zij als vanzelf fonetisch leren. 'Appel' wordt dan bijvoorbeeld 'apol', 'deksel' wordt dan 'deksol', 'waren' wordt dan 'ware' en 'zwemmen wordt dan 'zweme', etc. 'Door deze handicap zijn de getallen door beelddenkende kinderen dan ook moeilijk te verwoorden.

Beelddenkers vinden klokkijken ook moeilijker dan de andere kinderen van hun leeftijd. Beelddenken en klokkijken is een lastige combinatie. Ze hebben doorgaans geen goed gevoel van oriëntatie in de tijd. Tijd en volgorde zegt een beelddenker over het algemeen niets. Een beelddenker heeft niets met tijd. Als men als ouder wil dat de eigen zoon of dochter op tijd thuis komt, kan men het beoogde tijdstip het allerbest maar aan een beeld gaan koppelen. Bijvoorbeeld: 'Als de andere kinderen naar huis gaan, moet ook jij meteen naar huis gaan'. Om te kunnen klokkijken, moet de beelddenker inzicht hebben in de volgende procedures: tijd; volgorde en orde. Dit zijn nou juist de zaken waar een beelddenker moeite mee heeft. Beelddenkers hebben moeite met 'seriële informatieverwerking'. Zij zijn namelijk geneigd de bij hen binnenkomende informatie simultaan te verwerken.

Kortom: voor zover beelddenkende kinderen goede begeleiding in het onderwijsproces krijgen, kan hun schijnbare handicap worden omgeturnd in een bijzonder comfortabele utiliteit.



m